Financiële draagkracht en liquiditeitsbeheer

Welke opties?
informatiemagazine n° 2 – april 2025 van UPTR (NON-STOP)
De wet van 15 juli 2013 betref fende het goederenvervoer over de weg regelt in België de toe-gang tot het beroep en de markt, zoals vastgelegd in de Europe-se verordeningen 1071/2009 en 1072/2009.
Het Mobility Package bepaalde dat vanaf 2022 transportbedrijven die voor rekening van derden werken en gebruikmaken van motorvoer-tuigen of voertuigcombinaties met een maximaal toegelaten massa (MTM) van meer dan 2,5 ton, over een transportvergunning moesten beschikken.
Voorheen was deze vergunning, volgens de Europese regels, enkel vereist voor voertui-gen (of combinaties) met een MTM van meer dan 3,5 ton.
In België bleef deze aanpassing grotendeels onopgemerkt, aan-gezien hier al een vergunning ver-plicht was voor transportactivitei-ten voor rekening van derden met voertuigen die een nuttig laadver-mogen van meer dan 500 kg heb-ben.
Hierdoor had de Europese verla-ging van de drempel (van 3,5 ton naar 2,5 ton) weinig impact op Belgische transporteurs, aange-zien de meeste voertuigen met een MTM van meer dan 2,5 ton een nuttig laadvermogen van meer dan 500 kg hebben.
Toch bestaat er een beperkte groep voertuigen die ondanks een MTM van meer dan 2,5 ton, toch maar een nuttig laadvermogen van 500 kg of minder hebben. Dit betreft hoofdzakelijk voertuigen die zijn “gedetareerd”.
Op 30 november 2023 publiceerde het Belgisch Staatsblad de Ordon-nantie van 23 november 2023 van de Brusselse regering, die subtiele wijzigingen aanbracht in de ver-plichting tot het verkrijgen van een transportvergunning voor rekening van derden. Eerder had Vlaande-ren al een soortgelijke wijziging doorgevoerd via het Decreet van 10 maart 2023, en Wallonié volg-de met het Decreet van 10 januari 2024.
Hierdoor wordt in de wet van 15 juli 2013 nu expliciet vermeld dat elke onderneming die toegang wil krij-gen tot het beroep van wegtrans-porteur, of dit beroep uitoefent, moet voldoen aan de voorwaarden inzake vestiging, betrouwbaarheid, professionele bekwaamheid en fi-nanciéle draagkracht, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 1071/2009. Dit geldt voor transportactiviteiten met voertuigen of voertuigcombi-naties die een nuttig laadvermogen van meer dan 500 kg of een maxi-maal toegelaten massa (MTM) van meer dan 2,5 ton hebben.
De voorwaarden voor financi-ele draagkracht zijn voor alle Belgische transporteurs identiek: € 9.000 voor het eerste voertuig en € 5.000 voor elk extra voertuig.
Belgié heeft er dus niet voor geko-zen om gebruik te maken van de door de Europese regelgeving toe-gestane lagere bedragen (€ 1.800 en € 900) voor bedrijven die lichte bedrijfsvoertuigen gebruiken.
Verder geldt er een boete voor het ontbreken van een transportver-gunning: een onmiddellijke inning van € 1.500, ten laste van de transporteur.
Daarnaast geldt het principe van mede-aansprakelijkheid, waardoor ook de opdrachtgever verantwoor-delijk kan worden gesteld!
Financiële draagkracht in de praktijk
Geen enkele transporteur kan ne-geren dat financiéle draagkracht een van de vereisten is om toegang te krijgen tot het beroep van weg-transporteur.
In België verplicht de wet elke transporteur om een garantie te verkrijgen bij een financiële in-stelling of een verzekeringsmaat-schappij. De bank of verzekeraar stelt zich daarbij hoofdelijke borg voor de transporteur bij de betaling van bepaalde specifieke schulden.
Daarnaast kan de financiéle draag-kracht ook worden aangetoond via een waarborg in contanten bij de Deposito- en Consignatiekassa.
In Vlaanderen wordt deze borg-stelling volledig gereserveerd als garantie voor schulden die voort-vloeien uit:
- Levering van materiële goede-ren en diensten, zoals:
- Banden en andere ver-plichte onderdelen en accessoires van voertuigen;
- Herstellingen en onder-houd van voertuigen;
- Brandstoffen;
- Vervoerscontracten, zowel hoofdbaanneming als onder-aanneming
- Niet-betaling van heffingen verschuldigd aan het ITLB
De borgstelling mag daarentegen niet worden gebruikt als garantie voor schulden die voortkomen uit financieringsoperaties, leasing of lease-financiering.
In Wallonië en Brussel, vanwege het gebrek aan politieke reactie op de uitspraak van de Raad van State van 11 juli 2016, kan de hoofdelijke borgstelling enkel worden aange-wend voor schulden die verband houden met hoofdaannemings- of onderaannemingscontracten in het transport.
Met uitzondering van het ITLB blij-ven alle andere leveranciers van goederen en diensten
Met uitzondering van het ITLB blij-ven alle andere leveranciers van goederen en diensten uitgesloten van de garantie via een borgstel-ling!
Bankwaarborg en financiële gevolgen
Het storten van € 9.000 voor het eerste voertuig en € 5.000 per extra voertuig bij de Deposito- en consignatie vormt een aanzien-lijke belasting op de liquiditeit van transporteurs. De negatieve financiële impact van dit verplichte ka-pitaalbeslag is aanzienlijk, zeker in een sector waar de cashflow traditi-oneel al onder druk staat.
Evenzeer heeft een bankgaran-tie onvermijdelijk een effect op de leencapaciteit of de kredietlijn die een bank bereid is toe te kennen aan een transportbedrijf. Het is zelfs waarschijnlijk dat de bank extra (persoonlijke) garanties zal eisen om zich als hoofdelijke borg op te stellen.
Bij een cashflowbeheerberekening kan het gebruik van een verzeke-ringsformule een oplossing bieden om de liquiditeit, de bankkredietlijn of de leencapaciteit te beschermen.
E-cautio Transport
In dit kader heeft UPTR intensief meegewerkt aan de ontwikkeling van een op maat gemaakte oplos-sing voor alle transporteurs, inclu-sief KMO’s en zelfstandige vervoer-ders. Deze oplossing is voordeliger dan bancaire alternatieven, zowel qua tarieven als door vereenvou-digde acceptatiecriteria.
UPTR en het bedrijf Eurocaution, gespecialiseerd in garantieverze-keringen en financiële waarborgen, gevestigd in het Groothertogdom Luxemburg, zijn trots om u de op-lossing E-cautio.Transport voor te stellen, met een exclusief voorkeur-tarief voor UPTR.